zaterdag 27 december 2014

Lake Tekapo, Mount Cook en Oamaru

Welkom terug bij een nieuwe blogpost! Deze keer gaat het over het wonderlijke Lake Tekapo, de machtige Mount Cook en het historische Oamaru. Daar waren we zo’n 2 maanden geleden, vooraleer we met onze bloemenjob begonnen.


Lake Tekapo, een meer 700 meter boven de zeespiegel  en 1 van de beste plaatsen in Nieuw Zeeland om  de sterren te zien (overal in NZ is sowieso al beter dan Europa). We zijn er 1 nachtje blijven slapen (er is niet zoveel te doen, behalve naar het meer gaan kijken en het is er duur) en hebben genoten van een zonsondergang achter de bergen. 




Dit kerkje zou zogezegd het meest gefotografeerde in NZ zijn, vanwege de spectaculaire locatie. 



Spectaculaire uitzichten vanop het observatorium.



Zonsondergang.



Mount Cook (Aoraki in Maori) is de hoogste berg in Nieuw Zeeland met 3.724 meter. De berg ligt in de Zuidelijke Alpen en is zeer populair bij bergklimmers. Het weer kan er snel veranderen, en dat zorgt voor gevaarlijk klimmen; vorige week nog kwam een ervaren klimmer er om het leven. Wij zijn gewoon van Lake Tekapo naar daar gereden om de berg van iets dichterbij te bekijken. Toen we nog vrij ver waren zag het weer er fantastisch uit en hadden we perfect zicht op Aoraki, maar eenmaal in het dorpje aan de voet, konden we de berg niet meer zien door het slechte (en zeer winderige) weer. 



Fantastisch bezoekerscentrum, met veel informatie, een kleine giftshop en dit ongelooflijke uitzicht.


Aoraki verdwijnt langzaamaan voor onze ogen.



Natuurlijk konden we niet gewoon rondrijden en wilden we onze benen eens strekken. We hebben een kleine (30 minuutjes) wandeling gemaakt naar de Blue Lakes (die vroeger blauw waren, maar nu groen zijn) en naar een uitzichtpunt voor de Tasman Glacier.




Jammergenoeg konden we de gletsjer niet zien, door de wolken.


Een laatste zicht op de bergen.


We waren van plan een dag of 3 in Oamaru te blijven, en daarna op zoek te gaan naar een nieuwe job, maar we zijn uiteindelijk 2 weken blijven plakken. Er wonen zo’n 13.000 mensen en het is vooral bekend om zijn historische gebouwen en 2 pinguïn-kolonies (geeloogpinguïn en kleine blauwe pinguïn). 







We zijn natuurlijk meerdere keren gaan kijken naar de pinguïns, en ik heb enkele foto’s en filmpjes (zet best het geluid af, het is nogal winderig). Geeloogpinguïns zijn een bedreigde diersoort (er zijn er maar 4000) en komen enkel in Nieuw Zeeland voor, op het Zuideiland, Stewart Island, Auckland Island en de Campbell Islands. Ze zijn de 4de grootste pinguïn, 62 tot 79 cm hoog, en kunnen tot 20 jaar oud worden. 






Het historische centrum.




In Nieuw Zeeland zijn ze zot van ‘pie’ (=taart), ongeveer zo groot als je hand, rond en bijna altijd hartig. Enkele voorbeelden: steak en kaas, kip en groenten, paddestoel en saus… Op sommige plaatsen kan je ook wat specialere pies krijgen, zoals in deze Nederlandse artisanale bakkerij (prei, broccoli en aardappel, curry, butter chicken…). Verrukkelijk. 


We gaan natuurlijk al eens graag op het strand wandelen, en in Nieuw Zeeland kom je nooit ver zonder wat maritiem leven te zien. 


De Moeraki Boulders dan. Ik moet zeggen dat ik daar zeer van onder de indruk was. Dat specifieke strand ligt gewoon vol perfecte ronde rotsen. Ongeloofelijk.  


Niet zo gemakkelijk om erop te geraken. 


Deze spectaculaire rotsen begonnen zich 55 miljoen jaar (!) geleden te vormen. Ik zal jullie niet vervelen met het hoe en wat, maar voor de geïnteresseerden: http://www.kuriositas.com/2010/09/mysterious-moeraki-boulders.html






De pinguïns. 




Zo, sindsdien hebben we bijna exclusief gewerkt, dus nu ben ik min of meer up to date met de blog, oef!


Bedankt voor het lezen en jullie geduld, en tot snel!

donderdag 18 december 2014

Methven

Ik post dit bericht vlak na het vorige, omdat ik mezelf ken, en het anders weer weken zou duren vooraleer jullie een nieuw bericht krijgen.

Methven dus, geen bijzonder uitnodigende naam, maar een plaats die het bezichtigen waard is. Ik ben een beetje achter met de blogposts, de eerste keer dat we in Methven waren, was op 11 oktober, meer dan 2 maanden geleden. We zijn er nadien nog eens een paar dagen geweest en momenteel zitten we hier voor een maand of zo, omdat we hier onze nieuwe job hebben (waarover later meer).


Zoals jullie ondertussen weten, wandelen we graag, en deze streek is daarvoor gemaakt. In de winter is Methven zeer populair omdat er op een halfuur rijden een skigebied is. In de zomer/lente lijkt het een iets rustiger dorpje te zijn, met de Zuidelijke Alpen, bergen en heuvels in de achtergrond. Het is dan ook ongeloofelijk adembenemend om hier rond te rijden en te wandelen.

De eerste wandeling die we deden was de Rakaia Gorge (ravijn met gletsjerwater) Walkway, 9 km heen en terug. Gedurende de hele wandeling bevind je je boven het ravijn en tijdens de 4 uur verlies je die slechts enkele minuten uit het oog. 



Er is een kleine zijwandeling, de Coal Mine Track, waar je langs de ingang van oude koolmijnen wandelt. We waren helemaal alleen op deze wandeling, en ik voelde mij de toerist uit een horrorfilm. Gelukkig kwam er geen zot uit de koolmijn met een kettingzaag of zo, en hebben we het hele gebeuren zonder kleerscheuren overleefd.






Lord of the Rings heeft NZ quasi op de kaart gezet en is op zowel het Noord- als het Zuideiland gefilmd, en op veel toeristische kaarten die je in hostels en campings krijgt, staat er een apart symbool voor filmlocaties van LOTR. Mount Sunday ligt op 80 km van Methven (waarvan 25 km gravel road) en was de locatie voor the Battle of Helm’s Deep (voor de connaisseurs). Wederom een indrukwekkende rit, met het ene adembenemende uitzicht na het andere. Nieuw Zeeland is echt gewoon ongeloofelijk mooi, en blijft mij bijna iedere dag verbazen.



Mount Somers (1080 meter) is een klein wandelparadijs. Je kan rond en op de hele berg wandelen in een meerdaagse wandeling, je kan een korte tocht (45 minuten) naar de Sharplin Falls maken, of je kan ook gewoon zoveel wandelen in 1 dag als je wil. Wij wilden 2 kanten van de berg zien, maar we wilden niet in de hut op de berg slapen, en hebben daarom een dagtrip gedaan.

We hebben gewandeld van de parking aan de Sharplin Falls tot aan de Saddle en terug (ongeveer 13 km), en het was een vermoeiende maar fantastische trip. Het eerste uur doe je bijna niets anders dan klimmen. En soms is dat letterlijk klimmen, omdat het zo steil is dat je op handen en voeten naar boven of beneden gaat. Gelukkig is er meestal wel iets om je aan vast te houden.

Ik wilde jullie een kaart tonen, maar ik kon er geen vinden. Voor de geïnteresseerden, een pdf met alle info en kaart:
http://www.doc.govt.nz/Documents/parks-and-recreation/tracks-and-walks/canterbury/Raukapuka/mt-somers-track.pdf


Er waren ook enkele hangbruggen die mijn hartje sneller deden slaan van geluk.


Mijn berg.



Uitzicht op de Canterbury vlaktes.



Helder water.


In Nieuw Zeeland waren behalve 2 soorten vleermuizen en 1 soort muizen oorspronkelijk geen zoogdieren. De mens heeft met afwisselend succes (de oppossums zijn een groot probleem hier) dieren probern introduceren. Eén van die dieren is de chamois, een berggeit afkomstig uit de Europese bergen. Blijkbaar zijn er redelijk veel op en rond Mount Somers, en we hadden gehoopt er 1 te kunnen zien, maar dat was helaas niet het geval. Volgende keer beter.


De 2de keer dat we in Methven waren was eind oktober, omdat we in de buurt moesten zijn voor een gesprek met een interimkantoor. We hebben toen ook weer wat rondgewandeld en gereden, ondere andere aan de andere kant van de Rakaia Gorge. Het is weer een ongepaveide weg, die je tussen de bergen brengt,  en om iedere bocht weer aan indrukwekkend tafereel te bieden heeft. 





Zoals ik al eerder zei, zijn we terug in Methven voor onze nieuwe job: roguing. We dachten dat dat gewoon onkruid wieden was, maar het is het spotten en verwijderen van de verkeerde/zieke plant. We werken met een koppel die verschillende stukken land least van andere boeren, en dan hun gewassen planten. Zij doen zaadaardappelen en moeten daarvoor ieder jaar een nieuw stuk land hebben. Die zaadaardappelen verkopen zij dan aan McCain (van de frietjes), die ze dan planten om aardappelen te krijgen. We lopen dus in een aardappelveld en gaan op zoek naar de zieke plant en graven er die dan uit. Tot nu toe zijn er nog niet zoveel zieke planten geweest, dus lopen we vooral veel rond.

Ze hebben ook enkele andere velden met granen, waar we op zoek gaan naar ‘wild oats’. Dat is dus ook gewoon rondlopen in een veld (soms 3 uur lang zonder iets te vinden, vrij gemakkelijke job dus). Jammer dat ik hooikoorts heb, want dat maakt de job soms iets moeiljker (veel niezen en ik moet mijn armen bedekken om geen uitslag te krijgen, niet ideaal met 22° graden). Maar zo leer ik weer iets nieuw en kunnen we weer genieten van spectaculaire uitzichten.

Zo, bedankt voor het lezen en tot de volgende keer!